Flitsverhalen uit en over mensenlevens

Jip en Janneke

Haar hand trilt als ze haar wijnglas naar haar mond brengt. Hij merkt het niet op. Hij is gefixeerd op haar mond die zich opent. We hebben van elkaar gehouden, denkt hij, dat hoeft nu toch niet te stoppen. Net als het glas haar onderlip raakt, neemt ze diep adem en plaatst het met een heftige beweging terug op tafel. Er spat wat wijn uit.

Haar hand trilt als ze haar wijnglas naar haar mond brengt. Hij merkt het niet op. Hij is gefixeerd op haar mond die zich opent. We hebben van elkaar gehouden, denkt hij, dat hoeft nu toch niet te stoppen. Net als het glas haar onderlip raakt, neemt ze diep adem en plaatst het met een heftige beweging terug op tafel. Er spat wat wijn uit. Ronde druppels vormen zich op het tafelkleed. Hij schrikt op. Ze kijkt hem koel aan. In haar ogen leest hij ongeduld en irritatie.

Wat een mooie vrouw, gaat er door hem heen. Nog steeds. Hij kan het verleden niet loslaten, hoopt ergens diep vanbinnen dat het weer goed komt, weet dat het niet goed zal komen, dat ze hem niet zal vergeven, loopt hopeloos verloren in dit stille gesprek.

Wijn was een verkeerde keuze, denkt ze. Hier valt niets te genieten. Ze verwijt zichzelf dat ze ingestemd heeft met dit etentje waar hij op aandrong - omwille van de kinderen en de hond.

Terwijl ze zich ongemakkelijk op haar stoel verplaatst, kijkt ze naar zijn hand die zenuwachtig de dessertlepel om en om draait. Ze ziet de broze doorschijnende aders, de ouderdomsvlekken die er vroeger niet waren, de groeven in zijn vingers. Hebben die handen mij ooit gestreeld, schiet er door haar hoofd. Ze voelt er niets meer bij.

“Weet je nog” probeert hij. Hij stokt midden in zijn zin als hij ziet hoe haar ogen zich vergroten. Van diep uit haar buik komt een walging opzetten als een onstuitbare golf. Het zweet breekt haar uit, haar zicht wordt troebel. Uit de mist in haar hoofd doemt haar moeders gezicht op, bleek en verwrongen. Ze moet alle moeite doen om niet flauw te vallen.

Ze voelt opnieuw de verlammende pijn en de schaamte toen ze het hoorde – haar moeder had haar voorzichtig op de hoogte gebracht, iedereen wist het blijkbaar, zij was zo naïef en blind. Waarom? Wat heb ik hem misdaan? Ze heeft het zich honderden keren vertwijfeld afgevraagd. Ze heeft het hém gevraagd. Nooit een antwoord.

Toen hij vertrok om bij háár te wonen, voelde dat uiteindelijk als een opluchting. Zíj́, dat bleek een jeugdvriendinnetje van hem te zijn. Uit dezelfde tuinwijk waar hij was opgegroeid. Daar hadden ze, naar hij wist te zeggen, ontelbare dagen samen gespeeld. Jip en Janneke: ze ziet het zo voor zich. Wat een nostalgische sukkel is die ex van haar toch.

Haar adem komt tot rust. Wat ze nu voelt, is afkeer. Hier heeft ze geen zin in. Wat denkt deze sentimentele vent eigenlijk? Dat hij haar terug kan winnen met goedkope herinneringen omdat hij ooit in haar bed geslapen heeft? Omdat hij de vader van haar kinderen is? Haar de hond cadeau heeft gedaan?

Zonder dat ze het zelf beseft, recht ze haar schouders. Ze groeit. “Ga jij maar gezellig Jip en Janneke spelen” zegt ze. Ze kijkt hem met haar meest onschuldige glimlach aan. Ze triomfeert als ze ziet hoe hij in war is. Ze staat langzaam op, knikt hem toe met de mildheid van de overwinnaar, en vertrekt. Hij zakt weg in zijn stoel, als in drijfzand.

(523 woorden – april 2021)