Flitsverhalen uit en over mensenlevens

Frituur Freddy

Donkere wolken, zwanger van regen, komen dreigend van boven de zee aangesneld. Een zware noordwester belaagt Cayeux-sur-Mer. Zeezout hecht zich kleverig vast aan hout, metaal en glas. Met veel gebulder stort de zee zich op de helling van het opgehoopte keienstrand dat het dorp beschermt. Het gerammel van rollende stenen zwelt aan.

Donkere wolken, zwanger van regen, komen dreigend van boven de zee aangesneld. Een zware noordwester belaagt Cayeux-sur-Mer. Zeezout hecht zich kleverig vast aan hout, metaal en glas. Met veel gebulder stort de zee zich op de helling van het opgehoopte keienstrand dat het dorp beschermt. Het gerammel van rollende stenen zwelt aan.

Een boulevard van kleurrijke strandhuisjes, dichtbij de vloedlijn, onttrekt de zee aan het zicht. Tussen de strandhuisjes en de kustweg ligt een troosteloos niemandsland van grijze keien waar schriele planten met spichtige bladeren koppig overleven. Het is een lange en smalle strook die hier en daar doorkruist wordt door houten paden, als bruggen over een ongewenst ravijn.

Langs de kustweg probeert een uitgerafelde, verschoten Franse vlag zich met nijdige rukken los te trekken van de paal waar ze nog met één touwtje mee verbonden is: “laat me gaan, ik heb het vaderland lang genoeg gediend.”

Op enkele wandelaars na is er niemand te zien. En dan verschijnt Freddy. Stipt om half twaalf. Grijzende haren naar achteren gekamd, opzichtige oorring, leren jekker en cowboyboots.

Met rustige tred steekt hij de kustweg over, passeert langs de uitgerafelde Franse vlag die hij geen blik waardig gunt en loopt het houten pad op tot aan de strandhuisjes. Een hevige windstoot brengt hem aan het wankelen. Maar Freddy zet zich schrap en daagt met opgeheven hoofd wind en zee uit. “Kom maar op!” lijkt hij te zeggen. Na nog even met het hoofd te hebben geschud, als om zijn superioriteit over de ontketende natuurkrachten te onderstrepen, keert hij zich om en loopt het pad terug.

Midden in dat niemandsland staat een uit de kluiten gewassen strandhuis, hagelwit met fijne blauwe strepen. Op de zijwand hangt een paneel met FRITERIE FREDDY in sierlijke goudgele letters, als een belofte van knapperig gebakken frietjes.

Het is vandaag de vierde middag op rij dat ik vanuit de schaduw van mijn balkon Freddy’s handelingen volg. Ik weet wat er zal gebeuren. Eerst zal hij uit een bijhok drie hoge witte klaptafels halen die hij in driehoeksvorm neerzet op het terras voor de frituur. Daarna plaatst hij een witte plastiek tuintafel vlakbij de bedieningstoog. De vier bijhorende blauwe stoelen haalt hij in 2 keer. Vervolgens zet hij een afvalstaander met een doorschijnende blauwe zak vlakbij de tuintafel. En als laatste klapt hij het houten luik aan de bedieningstoog omhoog. Met twee houten latten zet hij het luik zo vast dat het een afdakje vormt.

Met het hoofd beschut tussen de opgetrokken schouders doet Freddy identiek wat zich in mijn hoofd heeft afgespeeld. Weer of geen weer. Hij stelt niet teleur. Ik bewonder de moeiteloze manier waarop hij een nonchalante look en een klokvaste routine verenigt in één persoon.

Trotseren de andere spelers in dit dagelijkse toneel, de drie oude mannen, vandaag dit hondenweer? Ik heb ze namen gegeven. François, met zijn slobberende grijze trainingsbroek die zijn buikomvang benadrukt. Louis, de filosoof, groot en mager, gekleed in kaki schutkleuren met fluo baskets. En kapitein Charles, die een donkerblauwe zeemanspet met blinkend anker combineert met een groene parkavest.

Ik geloof mijn ogen niet als ze, klokvast om vijf voor twaalf, de beschutting van het dorp achter zich laten om schuifelend en wankelend door de hevige tegenwind de kustweg over te steken en het houten pad op te gaan naar Frituur Freddy. Ook zij negeren de Franse vlag compleet. Ze lopen niet naast elkaar en toch lijken ze elkaar recht te houden. Drie voorover gebogen lichamen die één geheel vormen. Ze laten hun ellebogen rusten op de bedieningstoog. Ze kopen niets. Tien minuten later nemen ze het pad naar de strandhuisjes. Deze keer gaan ze niet zitten op de scheefgezakte houten bank met zicht op zee. Ze maken onmiddellijk rechtsomkeer, dwarsen het ravijn met een hoofdknik naar Freddy, en verdwijnen in het dorp.

Het fascineert me. De vanzelfsprekendheid van de handelingen. De blijkbare noodzaak van dit dagelijkse ritueel. Wat hebben ze elkaar te vertellen over een leven dat iedere dag hetzelfde patroon volgt? Wat bindt de sjofel geklede mannen met Freddy en zijn rockstar-allures? Eenzaamheid? Armoede? Is hij een lichtboei in hun grijze en nevelige zee van tijd? Of is het net omgekeerd?

(691 woorden- februari 2021)