Flitsverhalen uit en over mensenlevens

Een coronazondag in mei

We trekken onze wandelschoenen aan. Het is half acht. We doen de voordeur open en peilen het weer. Is het nog koud? Hoe zit het met de wind? Hoe ziet de hemel er uit? Een mooie zachtgele bol staat laag boven de horizon, klaar om de hemel te veroveren. Er is geen wolkje te zien. De belofte van een zonnige lentedag hangt in de lucht.

We trekken onze wandelschoenen aan. Het is half acht. We doen de voordeur open en peilen het weer. Is het nog koud? Hoe zit het met de wind? Hoe ziet de hemel er uit? Een mooie zachtgele bol staat laag boven de horizon, klaar om de hemel te veroveren. Er is geen wolkje te zien. De belofte van een zonnige lentedag hangt in de lucht.

We zetten er direct een stevige tred in. We overbruggen snel de paar honderd meter tussen ons huis en de kerk. De woningen op dit traject hebben we al honderden keren gepasseerd zonder ze echt te zien. Vandaag openbaren ze zich, op enkele uitzonderingen na, in al hun banale lelijkheid.

Vanaf de kerk duiken we onmiddellijk het platteland in. Een andere wereld. Het is er stil en rustig. Geen auto’s. Geen fietsers. Alleen Liesbet en ik en de natuur. Het lichte ritselen van de populieren – dat doet denken aan het geluid van een kabbelende branding – vermengt zich met het opgewekte gefluit van de vogels. Op de velden waar het stugge groen van de maïs de kop opsteekt, huppelen konijnen vrolijk in het rond als in een kinderboek. Een reiger zweeft rustig over de velden. Met ons hoofd in de wolken stappen we verder.

Afgrijzen.

Van achter een hoge omheining kijken enkele kangoeroes ons uitdrukkingsloos aan. Ze bewegen niet. Triest en lusteloos, verloren in dit mooie polderlandschap. Het wringt, het botst. De ban is gebroken. De homo sapiens heeft ons weer ingehaald. We kijken weg en stappen snel door.

Gelukkig is het niet moeilijk om de knop om te draaien. Voor ons ontvouwt zich een bucolisch landschap. Bloeiende weilanden met grote drinkpoelen en stompe waterwilgen. Eeuwenoude kreken en zandruggen, bedekt met een laagje aarde, zorgen voor een prachtig geboetseerd weidelandschap, gekrakeleerd als een oud schilderij. Grote bruin-wit gevlekte koeien liggen er languit en lui te rusten.
In de gracht geeft moeder-eend, rustig maar alert, de koers aan voor haar kroost. Vijf sputterende plukjes dons zwemmen opgewonden achter haar aan.
Verbeelden we het ons: dat de lucht in deze coronatijd helderder lijkt? Dat we de geluiden uit de natuur zuiverder en scherper opvangen?

(mei 2020)