Flitsverhalen uit en over mensenlevens

Park in Brussel

Het is zo’n heerlijke lome junidag waar de middaghitte de tijd vertraagt. De zon lokt me naar buiten. Ik verlaat het kantoor. In stille straten filtert het lentegroen van lindes het zonlicht. Ik wandel zonder bestemming.

Het is zo’n heerlijke lome junidag waar de middaghitte de tijd vertraagt. De zon lokt me naar buiten. Ik verlaat het kantoor. In stille straten filtert het lentegroen van lindes het zonlicht. Ik wandel zonder bestemming.

Net als ik een meditatieve rust over me voel neerdalen, raast een oververhitte chauffeur in een grommende BMW voorbij. De rust wordt keihard aan flarden gescheurd. Ik besef: ik ben in Brussel, hier hoort lawaai. Toch bedekt de stilte snel opnieuw de straat.

Ik bots op een klein driehoekig stadsparkje. Het klaterende geluid van een watervalletje lokt me. Met een zucht van verlichting ga ik op een bank zitten. De drukkende hitte vertraagt mijn hersenactiviteit. Dit parkje voelt zo rustig, geborgen en veilig aan dat ik de ogen sluit en even, heel even maar, begin te knikkebollen. Als ik met een kleine ruk wakker schiet en het hoofd ophef, kijk ik op twee jonge mama’s die in een intense conversatie gewikkeld zijn en tegelijk, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, met één hand de handgreep van hun kinderwagen stevig omklemmen, als om te beletten dat iemand ermee gaat lopen.

Op het bankje naast me zit een dame van een onbestemde leeftijd te dutten, wat verder eet een vrouw van middelbare leeftijd werktuiglijk haar boterhammen. Haar felblauwe plastic boterhammendoos blinkt in de zon. De kleur past niet bij haar bloemetjeskleed.
Aan de andere kant zit een zwart gesluierde moeder met haar drie kinderen. Het jongste, een zorgeloos meisje, loopt huppelend achter de stadsduiven aan. Daarbij ontwijkt ze telkens, op het laatste moment, het watervalletje. Het is een spel dat haar duidelijk bevalt en dat ze oneindig kan herhalen.

De plicht roept. Ik verplicht mezelf om de ban te verbreken. Mechanisch en trouw doen mijn benen hun werk. Mijn hoofd protesteert. Het valt me zwaar om deze onwezenlijke oase te verlaten. 

(juni 2019)