Fundraising voor social profit

Waarom vele kleintjes belangrijk zijn in fondsenwerving

Nogal wat kleine en middelgrote goede doelen hebben het moeilijk. Ze zijn afhankelijk van een kleine groep donateurs of enkele bedrijfssponsors. Onder het nobele motto 'alle centen moeten naar de begunstigden' hebben ze nooit geïnvesteerd in hun merk of in het werven en behouden van een brede achterban.

Dat zal een grote organisatie als Unicef België niet snel overkomen. In een interview met het vakblad FDMagazine (april 2015) zei financieel manager Hugo Seghers: "In feite vormen de kleine maar regelmatige stortingen van particulieren de basis die voorkomt dat de inkomsten plots zouden kelderen." Meer dan 80% van de inkomsten van Unicef België kwam in 2015 uit giften van particulieren. Die brede achterban maakt hen schokbestendig. 

Als je als organisatie wil overleven (als je je missie belangrijk vindt, ben je dat aan jezelf en aan de begunstigden verplicht), moet je werk maken van een brede achterban. Dat is een kwestie van to be or not to be. Zo’n achterban bouw je echter niet op één-twee-drie op. Dat vergt tijd en geld. Op korte termijn liggen de investeringen véél hoger dan de opbrengsten. Een percentage op investeringen kleven is riskant, maar wie echt wil groeien zal minstens 20% van de inkomsten - en vaak meer - moeten investeren.

Heel wat verantwoordelijken hebben het moeilijk om deze realiteit onder ogen te zien. Investeren in marketing en communicatie strookt niet met hun 'alle centen naar de begunstigden'-principe. Maar wat heb je eraan als je organisatie krimpt? Of, als die ene grote sponsor wegvalt, je een deel van je activiteiten moet schrappen? Die vraag durft een Raad van Bestuur wel eens uit de weg te gaan. Tot het te laat is.